Ik zag jou aankomen, op je fiets. Jij mij niet. Je bent een jaar of zeventien, zestien misschien. Dat je fietst is natuurlijk super. Maar hoe je fietste, daar heb ik een mening over.
Met één hand aan je stuur, en in de andere hand je mobieltje, waar je naar staarde terwijl je fietste, zonder ook maar één seconde op te kijken van je scherm. Daarbij had je ook nog oordopjes in, waardoor je niet alleen niemand zag, maar ook nog niemand hoorde.
Het was zo goed dat ik jou zag, lieve tiener op je fiets. Want als ik jou niet had gezien, had jij mij nooit gezien en had ik je aangereden, met je blik op het scherm.
Ik hoop dat je heel oud wordt, lieve tiener. Maar als je zo blijft fietsen, met enkel oog voor je scherm, ben ik er bang voor.