Tegenwoordig lijkt het alsof veel meer kinderen dan vroeger een diagnose krijgen (in de volksmond vaak stempel of etiketje genoemd): hoogbegaafd, ADHD, autisme, ADD, noem maar op.
Vroeger werd een kind met ADHD gewoon “dat drukke kind” genoemd, dat altijd in bomen klom. En het kind met autisme werd misschien verlegen genoemd, of apart, terug getrokken, of juist overgevoelig.
Er worden tegenwoordig ongetwijfeld meer diagnoses gesteld, maar dat is ook logisch; er is tegenwoordig veel meer kennis van het autistisch spectrum en aanverwanten. Daarbij zijn er nu meer mogelijkheden om een kind te laten testen.
De ondertoon in opmerkingen zoals “Ach, elk kind krijgt tegenwoordig wel een etiketje.”, die zo vervelend en soms zelfs ronduit pijnlijk is voor ouders met een kind met diagnose: het veronderstelt dat die etiketten allemaal onzin zijn.
En dat terwijl ouders die terecht komen bij hulpinstanties meestal al een hele zoektocht afgelegd hebben en de beste bedoelingen hebben. Sterker nog: aan zo’n hulpvraag of onderzoek gaan vaak jaren van worstelen, vertwijfeling en onbegrip vooraf.
En daarbij – vaak onterecht – de twijfels aan de eigen manier van opvoeden, de radeloosheid als een kind niet gelukkig is, niet kan slapen, niet eet, angstig is, niet kan genieten of leren zoals te verwachten zou zijn.
Dus voordat je roept dat “alle kinderen tegenwoordig zomaar een etiket krijgen!” is het goed om je af te vragen hoe veel generaties mensen met autisme en AD(H)D ongelofelijk hebben geworsteld met het leven, vaak zonder te weten waarom.
Hoe veel kinderen met autisme werden vroeger gepest of niet begrepen, zonder dat ze begrepen hoe het kon dat zij zich telkens zo anders voelden?
Hoe veel mensen behaalden vroeger lagere resultaten op school door hun leerproblemen die te maken hadden met autisme of AD(H)D?
Hoe veel relaties zijn erdoor stuk gelopen? Hoe veel banen zijn er verloren?
Dan valt zo’n diagnose toch nog wel mee. Die diagnose is er niet voor niets, en wordt ook zeker niet zomaar gesteld.
Misschien helpt het juist om een kind te leren dat het niet “dat drukke kind” wordt genoemd, maar dat erkend wordt dat er zo veel meer in zit dan alleen de drukke buitenkant. Misschien helpt een diagnose juist het hoogbegaafde kind om zijn of haar talenten in te zetten en creatief om te gaan met uitdagingen.
Misschien redden die diagnoses waar vaak zo negatief, kortzichtig of onwetend maar wat over wordt geroepen, wel hele gezinnen en huwelijken, omdat eindelijk herkend en erkend wordt wat er speelt. De wetenschap dat er geen sprake is van onwil, maar van onmacht, bijvoorbeeld:
Dat verschil in twee kleine woorden, maakt een wereld van verschil in beleving.
Laten we tenslotte vooral niet vergeten dat een kind geen autisme, AD(H)D of hoogbegaafdheid IS. Ieder kind met een diagnose is een uniek individu, met zijn of haar eigen talent, wat de diagnose ook is.
Kinderen zullen bijvoorbeeld nooit roepen dat “elke volwassene tegenwoordig maar een diagnose krijgt”. Daar kunnen sommige volwassenen een voorbeeld aan nemen.
Plaats een reactie